Translation Terms Dutch

2e huwelijk / 2nd marriage
3e huwelijk / 3rd marriage

Acte, akte / certificate
april / April
augustus / August

Begraafplaats / cemetery
begraven / buried
burgerlijke stand / civil registration

Dagen / days
datum / date<
december / December
dochter / daughter
doopgetuige(n) / bapt. withness(es)

Februari / February
firma / firm

Geboren / born
gedoopt / baptized, christened
gedoopt / baptized, christened
gereformeerde kerk / Calvinist(ic) church
getuige(n) / witness(es)
grootmoeder / grandmother
grootvader / grandfather

Huwelijk / marriage, wedding
huwelijk of relatie / marriage or relationship
huwt / marriage, wedding

Jaar, jaren (oud) / year, years (old)
januari / January
juli / July
juni / June

Katholiek / catholic
katholieke kerk / catholic church
kerk / church
kind(eren) van / child(ren) of

Leeftijd, oud(erdom) / age
>
Maand / month
maart / March
mei / May
moeder / mother

Ned. hervormde kerk / dutch reformed church
november / November

Oktober / October
overleden / deceased

Peetmoeder (meter) / godmother
peetmoeder (meter) of peetvader (peter) / godmother or godfather
peetvader / godfather

Rooms katholiek / roman catholic
rooms katholieke kerk /roman catholic church

September / September

Trouwen / marriage
trouwt / marriage

Vader / father

Weduwe / widow
weduwnaar / widower
week, weken / week, weeks

Zakelijk partnerschap / business partnership
zoon van / son of